dinsdag 25 maart 2008

Galloo-deel II

Technische uitwerking Galloo

Aankomst goederen

In gesloten containers. Deze worden gereden tot aan de poort van een loods type 2. De overslag van de goederen dient te gebeuren door de container tot tegen de loods te manoeuvreren en de aansluiting dient verzegeld te worden zodat deze luchtdicht is. Om de overslag te vereenvoudigen dient een hellingsgraad gemaakt te worden op de inlaadsluis van de loods type 1. Tevens dient hier beneveld te worden.

De inrichting van de loodsen type 1 omvat

- een benevelingsinstallatie
- een scoop uit RVS (gaat corrosie door de beneveling tegen)
- een ophangsysteem voor de scoop, type ‘zwevende kraan’, dus door middel van rails
- een laadsluis, beneveld en met hellingsgraad
- een lossluis, beneveld en voorzien van transportband
- een drainagesysteem op de bodem
- een ondoordringbare folie onder het gebouw
- liefst aangevuld met een tweede drainagelaag onder deze folie

De inrichting van loodsen type 2

- in grote lijnen gelijk met type 1, maar aangezien het hier gaat om de opslag van metaal dat geshredderd is kunnen de specificaties van de scoop, de hellingsgraad e.d. licht afwijken.

Het vervoer van Type 1 naar de shredder (transportband 1)

Dit dient te gebeuren door middel van een gesloten transportbandsysteem. Elke loods type 1 is voorzien van een transportband. Deze dient overkapt te zijn en inwendig beneveld. De aansluitingen van de transportband op de loodsen type 1, type 2 en de shredder zijn gelijkaardig als de laadsluis van de loodsen type 1.

Het vervoer van de shredder naar de loodsen type 2 (transportband 2)

Dit dient op dezelfde wijze te gebeuren als het transport van loodsen type 1 naar de shredder, mits eventuele lichte aanpassingen gezien de andere aard van het materiaal (meer vluchtig) is er eventueel meer beneveling nodig.

Het vervoer van loodsen type 2 naar de laadkade (transportband 3)

Dient eveneens te gebeuren door middel van een gesloten transportbandsysteem. De laadsluis op het einde van transportband 3 dient te zijn ingericht zoals de laadsluizen van loodsen type 1, dus afgeschermd van de wind en voorzien van een benevelingsinstallatie.

Laden van de schepen en vrachtwagens

Het laden van de schepen en vrachtwagens dient te gebeuren zoals het lossen, namelijk met beneveling in een afgesloten sluis. Het gebruik van ‘open’ schepen en vrachtwagens is uit den boze. Men dient te kiezen voor vervoer met gesloten containers.

Algemene maatregelen

- De loodsen, zowel type 1 als type 2 dienen voorzien te zijn van een drainagesysteem, zowel in- als uitwendig. Dit drainagesysteem vangt het benevelde water op en voert dit naar het PSDS (pompstation drainagesysteem). Het betreft hier een gesloten systeem waarbij het vervuilde water continue wordt gezuiverd en herbruikt voor de installatie.
- De grens van het terrein wordt langs alle kanten voorzien van een goot waarin het regenwater en het ontsnapte benevelingswater worden opgevangen. Deze goot leidt het water naar het PSDS en voorkomt zo vervuiling van de Leie en de ondergrond.
- Onder de loodsen type 1 en type 2 dient een ondoordringbare folie te worden aangebracht, zoals die ook wordt gebruikt op stortplaatsen. Dit om te voorkomen dat er vervuiling kan ontstaan door weglekkend of wegspattend benevelingswater.
- Onder de transportbanden dient ook dergelijke folie aangebracht te worden, met een extra spoorbreedte van 1 meter aan beide zijden van de transportbanden. Aan de grens van deze zone dienen goten voorzien te worden die zijn aangesloten op het PSDS.
- Het ideale zou zijn om het hele terrein te voorzien van dergelijke folie, maar dit is economisch misschien niet haalbaar.
- Het PSDS dient zo dicht mogelijk bij de shredder installatie te staan, dit uit het oogpunt van de geluidsoverlast. Het is beter om één puntbron te hebben dan twee op dat vlak. Een goede geluidsisolatie voor de PSDS is ten zeerste aan te raden.
- Er dient een veiligheid te worden ingebouwd die er voor zorgt dat de transportbanden niet kunnen beweging indien de PSDS niet in werking is.
- Een maandelijkse controle van de waterkwaliteit op de oude Leiearm, net achter het bedrijf is meer dan wenselijk. Het is een eerste indicatie van eventuele problemen met lekkages.

NB: De schetsen i.v.m. het grondplan, de TB's en de sluizen worden zo snel mogelijk verder uitgewerkt en hier gepubliceerd. Uiteraard worden deze ook doorgestuurd naar de milieu-inspectie, t.a.v. de heer Loontiens, naar wie het dossier is gestuurd door de heer Bossuyt.

Laten we hopen dat er binnen korte tijd wordt begonnen met een sanering, voor september dus, er is nu lang genoeg 'gepraat', de tijd is gekomen om ook iets te doen.




vrijdag 21 maart 2008

financiele plaatje sanering Galloo ?

Nieuw provinciaal subsidiereglement voor (inter)gemeentelijke projecten inzake milieuhinderreductie

Het Provinciebestuur wenst een leefbare en aantrekkelijke omgeving te ontwikkelen waar de mens zich op duurzame wijze optimaal kan ontplooien. Door het aanpakken van bestaande milieuhinder kan de kwaliteit van de onmiddellijke leef- en woonomgeving verbeterd worden.

Met een nieuw provinciaal subsidiereglement voor projecten inzake milieuhinderreductie kan de provincie gemeenten en intergemeentelijke samenwerkingsverbanden steunen bij het brongericht aanpakken van milieuhinder (geluidshinder, geurhinder, stof- en rookhinder, lichthinder en visuele hinder).

In gebieden waar een provinciaal leefomgevingsonderzoek is uitgevoerd (dit zijn momenteel de kanaalzone Roeselare-Leie en de Leievallei) komen alle projecten in aanmerking die de verbetering beogen van hinderknelpunten die uit de onderzoeken blijken.

In het buitengebied komen alle projecten in aanmerking die beogen de aanwezige stilte en donkerte te bewaren en te versterken of die de beeldkwaliteit verbeteren (hier wordt wel bedoeld het effectief wegnemen van visuele hinder, aanplantingen komen niet in aanmerking).

Voor het ganse grondgebied van West-Vlaanderen komen alle innovatieve hinderreducerende projecten in aanmerking.

Ook de opmaak van plannen die bovenstaand beschreven projecten voorbereiden komt in aanmerking voor de subsidie.

De minimale kostprijs van de te subsidiëren projecten bedraagt € 1250,00.
Het subsidiebedrag bedraagt maximaal 50% van de kosten van het project, met een maximum van € 5000,00 per project. De totale betoelaging van het project (inclusief subsidies van andere overheden) bedraagt maximaal 90%.

Gemeenten of intergemeentelijk samenwerkingsverbanden kunnen een subsidieaanvraag indienen tot 1 juli 2008 (vanaf 2009 is dit tot 1 april van elk kalenderjaar). In het aanvraagdossier moeten de acties of initiatieven van het projectvoorstel worden gespecificeerd, samen met een kostenraming.

Dezelfde principes als voor het subsidiereglement pilootprojecten afvalpreventie zijn van toepassing:

eenvoudige aanvraag
gemeenten aanzetten tot verantwoorde experimenten om de problematiek aan te pakken
focus op vernieuwde projecten die navolgbaar zijn door andere gemeenten.
Uitgebreide info leest u in het provinciaal subsidiereglement.

Meer info: Sarie Buffel , Dienst Milieu, Natuur en Waterbeleid
T 050 40 34 89 of E sarie.buffel@west-vlaanderen.be

Bruggebouwers (Menen-West)

Op 19 december 2007 werd er een parlementaire vraag gesteld aan Hilde Crevits in verband met de verbindingsweg Menen-Halluin (hieronder opgenomen, samen met het antwoord).

Zoals blijkt uit de vraag is Menen vragende partij voor de bouw van een nieuwe brug over de Leie. Deze weg is volgens de gemeente nodig om het industrieterrein Menen-West (Europoort) te ontsluiten.

Als men echter eens gaat lezen in het dossier over dit industrieterrein, komt men tot de vaststelling dat men naar de niet-bestaande verbinding verwijst als argument voor het bedrijventerrein en de ontsluiting ervan, zoals ook wordt opgemerkt door de gemeente Wervik. Deze wijst er op dat die mogelijke verbinding een Meersengebied zou doorsnijden en de natuurlijke waarden zou kunnen aantasten of teniet doen.

De WVI wil graag een industriegebied vormen te Menen-West, in het gebied Ieperstraat-hoge weg-bloemenwijk. Er was vraag vanuit het bedrijfsleven, maar de dringende vraag van de firma Berryfloor is weggevallen. De firma decospan was midden juli 2007 nog wel vragende partij om een vestiging te Menen-West op te richten. Deze vraag is ondertussen ook vervallen. Het bedrijf Van Heerde uit Wervik is wel nog vragende partij.

Tevens vraagt Menen inrichtingsprincipes voor de ontsluiting van het bedrijventerrein op de N338. Om dit te bekomen is er een brug nodig over de Leie. Het tracé hiervoor wil men laten lopen langs de Veldstraat (langs houtbuigerij Desmet). De waterbuffering, een heikel punt, wil men in eerste instantie op eigen terrein oplossen.

Een argument dat wordt aangehaald is de mogelijkheid tot herlocalisatie van bedrijven uit Wervik. Wervik wijst er echter op dat heel wat bedrijven Wervik reeds ontvlucht zijn de laatste 20 jaar.

Op de argumentatie van Menen dat de N338 een duidelijk grens vormt met de open ruimte merkt Wervik op dat er eerder sprake is van stepping-stones van bebouwde kernen, verbonden door relatief kleine open ruimtes. Het is niet de intentie van Wervik om de open ruimte tussen Geluwe en de N338 dicht te bouwen.

De doortrekking van de westelijke ring rond Menen wordt niet ondersteund door Wervik. Tevens is de gemeente bezorgd omtrent de wateropvang binnen het gebied.

Het ministerie van openbare werken merkt op dat het uitgesloten is op het rond punt N58-N338 vanuit de hoek van het bedrijventerrein aan te takken. Een ontsluiting op een primaire weg is ook niet aangewezen.

Procoro vindt het plan een gemiste kans om te komen tot een kwalitatief regionaal bedrijventerrein. Er is teveel interpretatie mogelijk, men vraagt om kleinschalige gieterijen en biogasinstallaties toe te laten, ... Tevens heeft men bedenkingen bij het plan om centraal in de zone een stapelruimte in te planten omdat dit hinder veroorzaakt in vier richtingen. Men wijst er ook op dat het element landbouw nauwelijks aan bod komt en dat er geen goede motivatie is voor de locatiekeuze.

De provinciale technische dienst waterlopen merkt op dat er een voldoende hellingsgraad nodig gaat zijn om het water af te voeren naar het bufferbekken, gezien het plateau op het terrein.

Het departement landbouw en visserij stelt dat de landbouw, de meest gedupeerde sector in dit dossier, nauwelijks aan bod komt en dat een landbouweffectenrapport ontbreekt. Het departement landbouw geeft een ongunstig advies op landbouwstructuren die ernstig worden geschaad.

Het departement ruimtelijke ordening stelt dat eerst het stedelijk gebied dient afgebakend te worden vooraleer een PRUP (provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan) kan worden opgemaakt. Anders dient te worden voldaan aan de integratiespoor benadering. Tot op heden komt echter enkel het aspect bedrijvigheid aan bod. Een voorafname hiervan kan moeilijk worden verantwoord vanuit een dringende ruimtebehoefte of onhoudbare toestand want die ontbreekt.

Men stelt ook vast dat de behoefte vanuit de GRS Menen niet wordt gestaafd, er is geen motivering voor de ontwikkeling van dit bedrijventerrein.

Tevens merkt men op dat het doortrekken van de westelijke ring en de N58 in tegenstrijd is met het RSV (ruimtelijk structuurplan vlaanderen).

De administratie (RO) kan dan ook geen gunstig advies geven (voorlopig) op dit voorstel.

Het departement leefmilieu, natuur en energiebeleid stelt dat er momenteel reeds een overbelasting is van het lokale wegennet. Toch wordt er gesteld dat de bereikbaarheid goed is. (Dit doet men omdat men er van uitgaat dat de ring wordt voltooid) Het bedrijventerrein zal ook leiden tot een dichtslibben van de open ruimte tussen Menen en Geluwe.

De milie-inspectie merkt tenslotte op dat er een verbod tot inplanting van Seveso-inrichtingen dient opgenomen te worden en vraagt zich af of een MER niet op zijn plaats is.

Met andere woorden, om toelating te krijgen tot het vormen van een industriegebied Menen-West gebruikt men mede als argument de goede bereikbaarheid door de westelijke ring en de brug over de Leie. Om een brug over de Leie te verkrijgen, en de westelijke ring, gebruikt men het argument dat dit nodig is voor het bedrijventerrein Menen-West.

Het lijkt er sterk op dat enkel de gemeente Menen, althans het stadsbestuur, vragende partij is, zeker naar de voltooiing van de westelijke ring toe. Maar heeft Menen wel een nieuw industrieterrein nodig ? Slechts één firma is vragende partij, hoewel er nog een document in omloop is met andere bedrijven, maar dat document is niet openbaar. Het blijft dus gissen wat dat betreft.

Omtrent deze materie gaat er een info-avond door in wijkcentrum De Koekuit, op woensdag 16 april.



VLAAMS PARLEMENT
_ SCHRIFTELIJKE VRAGEN


HILDE CREVITS
VLAAMS MINISTER VAN OPENBARE WERKEN, ENERGIE, LEEFMILIEU EN NATUUR


Vraag nr. 233
van 19 december 2007
van CARL DECALUWE



Verbindingsweg Menen-Halluin - Stand van zaken

Reeds lang is men vanuit Menen vragende partij voor de bouw van een nieuwe brug over de Leie om de ontsluiting Menen-West te verbeteren.

Niet enkel het bedrijventerrein Menen-Grensland, maar ook de containerhaven van de “Port du Lille” op Frans grondgebied zouden beter bereikbaar worden door een verbindingsweg tussen de N338 en de RD121 in Halluin.

1. Wanneer was het laatste overleg ter zake met de Noord-Fransen? Wat waren de resultaten en bevindingen?

2. Welke procedure kan dit dossier nieuw leven inblazen?

3. Binnen welke termijn zijn concrete plannen voor de bouw van een nieuwe brug en de aanleg van een nieuwe verbindingsweg haalbaar?


hilde crevits
vlaams minister van openbare werken, energie, leefmilieu natuur

antwoord
op vraag nr. 233 van 19 december 2007
van Carl Decaluwe

1. Het laatste officiële overleg over dit thema dateert al van 2005. Binnenkort is een nieuw overleg gepland tussen de Franse en Vlaamse administraties.

2. De regionale impact van een verbinding tussen de N338 en de RD 191 (in andere documenten is sprake van de RD121) is aanzienlijk. Het mobiliteitssysteem van de ruime regio (op Vlaams grondgebied) zal grondige wijzigingen ondergaan door het aanbieden van een extra verbinding richting Rijsel. Het is dan ook wenselijk om een mobiliteitsstudie uit te voeren naar de effecten van een doorverbinding van de N338 tot in Frankrijk. Tot op heden werd voor een dergelijke studie nog geen budget voorzien.

Indien een dergelijke mobiliteitsstudie kan opstarten in de loop van 2008 – 2009 en gesteld dat een dergelijke studie ongeveer een jaar tijd zal in beslag nemen, is het aannemelijk dat pas in 2010 concrete plannen kunnen worden uitgewerkt voor de bouw van een nieuwe brug en de aanleg van een nieuwe verbindingsweg.

donderdag 13 maart 2008

Saneringsvoorstel Galloo

Reeds lange tijd is er sprake van een probleem in Menen aangaande luchtvervuiling. De oorzaak hiervan duidelijk aanwijzen is tot nu toe quasi onmogelijk, wat maakt dat het nemen van concrete maatregelen evenzeer quasi onmogelijk is.

Maar dit mag geen reden zijn om mogelijke bronnen niet te saneren. Een van de mogelijke bronnen is de bedrijvengroep Galloo.

Bij de groep Galloo verwerkt men schrootmetaal, wat op zich een goed initiatief is. Maar er is wel een probleem aangaande de manier van werken, en dan vooral de manier waarop men het schroot opslaat.

Momenteel gebeurt de opslag in open lucht. Bergen metaal worden blootgesteld aan de lucht vooraleer deze worden geshredderd en vervolgens weggeleid.

Indien men een hoop oud metaal opstapelt in open lucht, neemt men het risico dat de wind een deel vervuilde metaaldeeltjes met zich meeneemt, hetgeen zich in de omgeving uit door een depositie van vervuilde deeltjes.

Dit probleem kan, mijn inziens, op redelijk eenvoudige wijze worden voorkomen.

Concreet: in plaats van de opslag te doen in open lucht, op bergen, zou de opslag kunnen gebeuren in ingekuipte bassins, voorzien van een ondoordringbare onderlaag en een overkapping, gecombineerd met een sproeiinstallatie. (zie schets in bijlage).

In plaats van bergen te stapelen zou het beter zijn om kuipen te voorzien, met een drainagesysteem. Vanuit die kuipen zou men het materiaal via gesloten transportbanden naar de shredder kunnen transporteren. Het transport van de shredder naar het verder vervoer kan ook gebeuren onder beschermde atmosfeer, met name besproeiing en overkapping van de transportbanden.

Om dit te verwezenlijken is een zekere investering nodig, maar deze investering mag geen reden zijn om het niet te doen. Die investering kan het bedrijf immers via de belastingen ten dele recupereren door middel van afschrijvingen. Tevens moet het mogelijk zijn om deze sanering ten dele te financieren via subsidies, hetzij gemeentelijk, gewestelijk, federaal, europees.

Men dient in te zien dat een sanering van een mogelijke bron van vervuiling een win-win situatie is voor alle betrokkenen, zowel het bedrijf, de lokale politiek als het algemeen, burgerlijk belang.

Het gaat hem in deze niet over het met de vinger wijzen naar, het gaat hem wel om het gezamenlijk proberen op te lossen van een structureel probleem. Het uitvoeren van dergelijke saneringswerken kan zelfs zorgen voor extra banen, dus ook economisch is het een verstandige zaak.

Voor nadere uitleg en verduidelijking mag u me steeds contacteren,

Ron Driesen

(dit is uiteraard een enigzins vereenvoudigde weergave)