vrijdag 21 maart 2008

Bruggebouwers (Menen-West)

Op 19 december 2007 werd er een parlementaire vraag gesteld aan Hilde Crevits in verband met de verbindingsweg Menen-Halluin (hieronder opgenomen, samen met het antwoord).

Zoals blijkt uit de vraag is Menen vragende partij voor de bouw van een nieuwe brug over de Leie. Deze weg is volgens de gemeente nodig om het industrieterrein Menen-West (Europoort) te ontsluiten.

Als men echter eens gaat lezen in het dossier over dit industrieterrein, komt men tot de vaststelling dat men naar de niet-bestaande verbinding verwijst als argument voor het bedrijventerrein en de ontsluiting ervan, zoals ook wordt opgemerkt door de gemeente Wervik. Deze wijst er op dat die mogelijke verbinding een Meersengebied zou doorsnijden en de natuurlijke waarden zou kunnen aantasten of teniet doen.

De WVI wil graag een industriegebied vormen te Menen-West, in het gebied Ieperstraat-hoge weg-bloemenwijk. Er was vraag vanuit het bedrijfsleven, maar de dringende vraag van de firma Berryfloor is weggevallen. De firma decospan was midden juli 2007 nog wel vragende partij om een vestiging te Menen-West op te richten. Deze vraag is ondertussen ook vervallen. Het bedrijf Van Heerde uit Wervik is wel nog vragende partij.

Tevens vraagt Menen inrichtingsprincipes voor de ontsluiting van het bedrijventerrein op de N338. Om dit te bekomen is er een brug nodig over de Leie. Het tracé hiervoor wil men laten lopen langs de Veldstraat (langs houtbuigerij Desmet). De waterbuffering, een heikel punt, wil men in eerste instantie op eigen terrein oplossen.

Een argument dat wordt aangehaald is de mogelijkheid tot herlocalisatie van bedrijven uit Wervik. Wervik wijst er echter op dat heel wat bedrijven Wervik reeds ontvlucht zijn de laatste 20 jaar.

Op de argumentatie van Menen dat de N338 een duidelijk grens vormt met de open ruimte merkt Wervik op dat er eerder sprake is van stepping-stones van bebouwde kernen, verbonden door relatief kleine open ruimtes. Het is niet de intentie van Wervik om de open ruimte tussen Geluwe en de N338 dicht te bouwen.

De doortrekking van de westelijke ring rond Menen wordt niet ondersteund door Wervik. Tevens is de gemeente bezorgd omtrent de wateropvang binnen het gebied.

Het ministerie van openbare werken merkt op dat het uitgesloten is op het rond punt N58-N338 vanuit de hoek van het bedrijventerrein aan te takken. Een ontsluiting op een primaire weg is ook niet aangewezen.

Procoro vindt het plan een gemiste kans om te komen tot een kwalitatief regionaal bedrijventerrein. Er is teveel interpretatie mogelijk, men vraagt om kleinschalige gieterijen en biogasinstallaties toe te laten, ... Tevens heeft men bedenkingen bij het plan om centraal in de zone een stapelruimte in te planten omdat dit hinder veroorzaakt in vier richtingen. Men wijst er ook op dat het element landbouw nauwelijks aan bod komt en dat er geen goede motivatie is voor de locatiekeuze.

De provinciale technische dienst waterlopen merkt op dat er een voldoende hellingsgraad nodig gaat zijn om het water af te voeren naar het bufferbekken, gezien het plateau op het terrein.

Het departement landbouw en visserij stelt dat de landbouw, de meest gedupeerde sector in dit dossier, nauwelijks aan bod komt en dat een landbouweffectenrapport ontbreekt. Het departement landbouw geeft een ongunstig advies op landbouwstructuren die ernstig worden geschaad.

Het departement ruimtelijke ordening stelt dat eerst het stedelijk gebied dient afgebakend te worden vooraleer een PRUP (provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan) kan worden opgemaakt. Anders dient te worden voldaan aan de integratiespoor benadering. Tot op heden komt echter enkel het aspect bedrijvigheid aan bod. Een voorafname hiervan kan moeilijk worden verantwoord vanuit een dringende ruimtebehoefte of onhoudbare toestand want die ontbreekt.

Men stelt ook vast dat de behoefte vanuit de GRS Menen niet wordt gestaafd, er is geen motivering voor de ontwikkeling van dit bedrijventerrein.

Tevens merkt men op dat het doortrekken van de westelijke ring en de N58 in tegenstrijd is met het RSV (ruimtelijk structuurplan vlaanderen).

De administratie (RO) kan dan ook geen gunstig advies geven (voorlopig) op dit voorstel.

Het departement leefmilieu, natuur en energiebeleid stelt dat er momenteel reeds een overbelasting is van het lokale wegennet. Toch wordt er gesteld dat de bereikbaarheid goed is. (Dit doet men omdat men er van uitgaat dat de ring wordt voltooid) Het bedrijventerrein zal ook leiden tot een dichtslibben van de open ruimte tussen Menen en Geluwe.

De milie-inspectie merkt tenslotte op dat er een verbod tot inplanting van Seveso-inrichtingen dient opgenomen te worden en vraagt zich af of een MER niet op zijn plaats is.

Met andere woorden, om toelating te krijgen tot het vormen van een industriegebied Menen-West gebruikt men mede als argument de goede bereikbaarheid door de westelijke ring en de brug over de Leie. Om een brug over de Leie te verkrijgen, en de westelijke ring, gebruikt men het argument dat dit nodig is voor het bedrijventerrein Menen-West.

Het lijkt er sterk op dat enkel de gemeente Menen, althans het stadsbestuur, vragende partij is, zeker naar de voltooiing van de westelijke ring toe. Maar heeft Menen wel een nieuw industrieterrein nodig ? Slechts één firma is vragende partij, hoewel er nog een document in omloop is met andere bedrijven, maar dat document is niet openbaar. Het blijft dus gissen wat dat betreft.

Omtrent deze materie gaat er een info-avond door in wijkcentrum De Koekuit, op woensdag 16 april.



VLAAMS PARLEMENT
_ SCHRIFTELIJKE VRAGEN


HILDE CREVITS
VLAAMS MINISTER VAN OPENBARE WERKEN, ENERGIE, LEEFMILIEU EN NATUUR


Vraag nr. 233
van 19 december 2007
van CARL DECALUWE



Verbindingsweg Menen-Halluin - Stand van zaken

Reeds lang is men vanuit Menen vragende partij voor de bouw van een nieuwe brug over de Leie om de ontsluiting Menen-West te verbeteren.

Niet enkel het bedrijventerrein Menen-Grensland, maar ook de containerhaven van de “Port du Lille” op Frans grondgebied zouden beter bereikbaar worden door een verbindingsweg tussen de N338 en de RD121 in Halluin.

1. Wanneer was het laatste overleg ter zake met de Noord-Fransen? Wat waren de resultaten en bevindingen?

2. Welke procedure kan dit dossier nieuw leven inblazen?

3. Binnen welke termijn zijn concrete plannen voor de bouw van een nieuwe brug en de aanleg van een nieuwe verbindingsweg haalbaar?


hilde crevits
vlaams minister van openbare werken, energie, leefmilieu natuur

antwoord
op vraag nr. 233 van 19 december 2007
van Carl Decaluwe

1. Het laatste officiële overleg over dit thema dateert al van 2005. Binnenkort is een nieuw overleg gepland tussen de Franse en Vlaamse administraties.

2. De regionale impact van een verbinding tussen de N338 en de RD 191 (in andere documenten is sprake van de RD121) is aanzienlijk. Het mobiliteitssysteem van de ruime regio (op Vlaams grondgebied) zal grondige wijzigingen ondergaan door het aanbieden van een extra verbinding richting Rijsel. Het is dan ook wenselijk om een mobiliteitsstudie uit te voeren naar de effecten van een doorverbinding van de N338 tot in Frankrijk. Tot op heden werd voor een dergelijke studie nog geen budget voorzien.

Indien een dergelijke mobiliteitsstudie kan opstarten in de loop van 2008 – 2009 en gesteld dat een dergelijke studie ongeveer een jaar tijd zal in beslag nemen, is het aannemelijk dat pas in 2010 concrete plannen kunnen worden uitgewerkt voor de bouw van een nieuwe brug en de aanleg van een nieuwe verbindingsweg.

Geen opmerkingen: